- kleren
- {{kleren}}{{/term}}1 vêtements 〈m., meervoud〉♦voorbeelden:1 iemand de kleren van het lijf scheuren • arracher les vêtements de qn.in zijn kleren schieten • enfiler ses vêtementsiemand in de kleren steken • habiller qn. (de pied en cap); 〈figuurlijk〉 rouler qn.〈figuurlijk〉 niet in iemands kleren willen zitten • ne pas vouloir être à la place de qn.〈spreekwoord〉 kleren maken de man • la belle plume fait le bel oiseau¶ dat gaat iemand niet in zijn koude (kouwe) kleren zitten • ça ne vous laisse pas froiddat glijdt langs mijn koude kleren af • cela ne me fait ni chaud, ni froiddie verwijten laten ze langs hun koude kleren afglijden • ces reproches glissent sur eux
Deens-Russisch woordenboek. 2015.